De oude verzorgingsstaat, de nieuwe werkelijkheid en de zorgplannen van (o.a.) de PVV

De PVV is als grootste partij in beeld als mogelijke coalitiepartner van een nieuw kabinet. Belangrijke onderdelen van het verkiezingsprogram op het terrein van zorg zijn afschaffing van het eigen risico en de bouw van meer verzorgings- en verplegingshuizen. Een kleine evaluatie van die voorstellen.

Voor de PVV is de zorg een belangrijk thema. In welke mate zijn de zorgplannen van de partij haalbaar en wenselijk?

Eigen risico
Volgens het verkiezingsprogram van de PVV is afschaffing van het eigen risico een vorm van preventie: mensen zullen zich minder gehinderd voelen om zorg te betrekken. ‘Laten we niet langer het land zijn waar mensen met druk op de borst of een knobbeltje blijven doorlopen omdat ze het eigen risico niet kunnen betalen.’ Meerdere partijen denken er zo over. Daartegenover staat dat met het schrappen van het eigen risico een remmend effect wegvalt op het vragen en krijgen van onnodige zorg (ter waarde van zo’n 2 miljard).

Bovendien laat afschaffing van het eigen risico de zorguitgaven met zo’n 6 miljard per jaar structureel stijgen. Politici zullen daar rekenschap van moeten afleggen. Hierbij wijs ik erop dat het bouwwerk van solidariteit fragiel is. Nu al betaalt een gemiddelde volwassene meer dan 7000 euro per jaar aan zorgbelastingen en -premies. Mede gezien de toenemende capaciteits- en kwaliteitsproblemen in de zorg, komt steeds meer de vraag van gezonde mensen waar die zorgbelastingen en -premies dan heen gaan.

Verzorgingstehuizen terug en meer verpleeghuizen
De PVV wil ook meer verpleeghuizen en ouderenwoningen bouwen en de verzorgingshuizen weer in ere herstellen. De kosten zijn hier niet het grootste probleem. Het weer openstellen van de intramurale ouderenzorg voor zorgzwaartepakket 2 en 3 zou jaarlijks ‘slechts’ zo’n 600 miljoen structureel kosten. Dus waarom eigenlijk niet?

Wel, een grote kwestie gaat over het beschikbare personeel in verhouding tot de groeiende zorgvraag. De PVV wil dat meer mensen in de zorg gaan werken en dat mensen in de zorg meer uren gaan maken. Zonder meer lovenswaardig is bovendien de ambitie van aspirant-minister Fleur Agema om eerst en vooral de bureaucratie in de zorg te halveren. Daarmee zou inderdaad veel personeelscapaciteit vrijkomen, om nog maar niet te spreken van tijd voor patiënten en vreugde in het werk.

Stel echter dat de komende decennia de spanning weg te nemen is tussen de zorgvraag en de beschikbare zorgcapaciteit – wat niet zo is – dan nog moet dit alles in groter perspectief worden geplaatst.

Zo becijfert de WRR dat in 2030 een vijfde en in 2060 een derde van de beroepsbevolking in de zorg actief zou moeten zijn. Dit is behalve onhaalbaar ook onwenselijk wegens de verdringings- en concurrentiestrijd die zou ontstaan met andere arbeidsintensieve sectoren. Zo’n (loon)competitie om personeel tussen arbeidsintensieve publieke sectoren is niet alleen onwenselijk uit financieel oogpunt maar ook uit oogpunt van de behoefte aan personeel in andere sectoren.

Nieuwe werkelijkheid
Ieder jaar een stukje beter verzorgd worden door vadertje staat, was een grondgedachte van het solidariteitsbouwwerk van de afgelopen decennia. De realiteit is, dat dit voor de zorg niet langer per definitie opgaat. Daarmee als samenleving leren omgaan, is een uitdaging. Jammer is daarom dat de verkiezingen daar nauwelijks over gingen. Het is tijd dat mensen doordrongen raken van de nieuwe werkelijkheid, waarin wat zorg betreft meer zal terechtkomen op de schouders van mensen zelf, van de samenleving. Die werkelijkheid actief vormgeven, dat is wat ons te doen staat.

Comments are closed.